Bewijs in handen van de wederpartij

Het winnen of verliezen van een rechtszaak komt grotendeels aan op het kunnen leveren van bewijs. U kunt wel gelijk hebben, maar als u bepaalde feiten die u moet bewijzen niet kunt aantonen, is de kans groot dat de rechter u in het ongelijk stelt. Het is dus van groot belang om over zoveel mogelijk bewijsmiddelen te kunnen beschikken en uw stellingen met bewijs te onderbouwen. Maar wat als dat ene document, dat belangrijke bewijsstuk, zich bevindt in handen van de wederpartij?

 

De wetgever heeft voor die situatie een wetsartikel in het leven geroepen: artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel bepaalt dat:

 

Hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.”

 

Bij de rechter kan een beroep worden gedaan op dit artikel. Om de vordering toe te kunnen wijzen, moet er aan alle vereisten die in dit artikel zijn neergelegd zijn voldaan. In de eerste plaats moet er sprake zijn van een rechtmatig belang. Dit vereiste is van belang opdat een ander niet nodeloos wordt lastig gevallen met deze verzoeken en dat stukken niet enkel moeten worden verstrekt omdat iemand daar interesse in heeft. Een rechtmatig belang is er bijvoorbeeld in gelegen dat de stukken relevant zijn voor uw rechtspositie. Daarnaast moet het gaan om ‘bepaalde bescheiden’. Het begrip ‘bescheiden’ is ruim. Het kan gaan om schriftelijke stukken, maar ook om digitale bestanden, betalingsopdrachten, een computeruitdraai of een (concept) manuscript/drukproef. Het kunnen ook gegevens zijn op een andere gegevensdrager dan papier, zoals bijvoorbeeld film, USB, DVD, e-mail, geluidsopnames, etc. U dient voldoende concreet aan te geven om welke bescheiden het gaat. De wetgever heeft willen voorkomen dat sprake is van een ‘fishing expeditie’; dat partijen zomaar een hengel uitgooien in de administratievijver van een ander.

 

Ondanks dat er aan alle vereisten is voldaan, kan het zijn dat de partij die over de stukken beschikt, deze niet hoeft te overhandigen. Dit geldt bijvoorbeeld voor partijen met een wettelijke geheimhoudingsplicht, zoals een advocaat, notaris of een arts. Zij zijn  niet gehouden om aan deze vordering te voldoen. In alle andere gevallen kan de vordering worden geweigerd op grond van gewichtige redenen. In dat geval maakt de rechter een belangenafweging en kijkt hij enerzijds naar het belang van degene die de stukken wil hebben en anderzijds naar het belang van de ander om deze stukken niet te verstrekken. Deze belangen zal de rechter vervolgens afwegen.

 

Bent u bang dat de andere partij het bewijs zal vernietigen als u deze vordering instelt? Dan bestaat er de mogelijkheid om een bewijsbeslag te leggen. Nadat de rechter het verzoek om het leggen van dit beslag heeft goedgekeurd, zal de deurwaarder langsgaan bij de andere partij om het bewijs veilig te stellen. Vervolgens zal de rechter zich uitlaten over de vraag of u de documenten ook mag inzien. Zodoende loopt u niet het risico dat het bewijs verdwijnt. 

 

Ook als u het bewijsmiddel eerder wel tot uw beschikking had maar deze bent verloren, biedt de wet uitkomst. Dan kan artikel 843b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een oplossing bieden. U kunt dan inzage, of een afschrift of uittreksel van het document, bij de rechter vorderen, zonder dat er sprake hoeft te zijn van alle vereisten die artikel 843a voorschrijft. De enige weigeringsgrond die voor dit artikel geldt is als de partij die de beschikking over de stukken heeft, een wettelijke geheimhoudingsplicht heeft. Andere gewichtige redenen kunnen niet verhinderen dat de rechter de vordering toewijst. 

 

Als beide vorderingen niet tot openbaarmaking van het document hebben geleid, dan is het spel nog niet uitgespeeld. De rechter heeft namelijk ook de eigen bevoegdheid om één van de partijen te verplichten om bepaalde stukken over te leggen. Als een partij dat ondanks het bevel van de rechter niet doet, dan is de rechter vrij om daar gevolgen aan te verbinden. De rechter kan dan bepaalde stellingen van de partij buiten beschouwing laten, tegenover deze stellingen extra kritisch zijn, of de bewijslast anders verdelen.

 

Contact: mr. Corina Bouwman, mr. Tessa Vollbehr en mr. Lars van Dijk

rechter

Gepubliceerd op

09-10-2018

Rechtsgebieden

Overige