Inleidend
Een werknemer is jaren in dienst als machinist bij een groot vervoersbedrijf. Op grond van zijn arbeidsovereenkomst is een cao van toepassing. De werknemer heeft op grond van de cao recht op wettelijke vakantiedagen en van in de cao genoemde ‘vrije uren’. De werknemer heeft zoals wettelijk bepaald recht op volledige uitbetaling van zijn loon over zijn opgenomen vakantie. Dit geldt ook voor andere looncomponenten, zoals vaste onregelmatigheidstoeslag (ORT).
Op 28 oktober 2016 heeft de werkgever samen met vakbonden afspraken gemaakt over de betaling van de ORT in verband met de opgenomen wettelijke vakantiedagen. Op grond van deze afspraken is de werkgever geen ORT verschuldigd over de in de cao genoemde vrije uren.
De werknemer is het niet eens met de gemaakte afspraken. Hij is van mening dat hij niet alleen recht heeft op uitbetaling van ORT over zijn wettelijke vakantiedagen, maar ook over zijn vrije uren. Hij heeft op grond hiervan diverse nabetalingen gevorderd.
De kern van het geschil
De vraag die voorligt is of de Nederlandse wetgever heeft bedoeld om ten aanzien van bovenwettelijke vakantieaanspraken, zoals de vrije uren in dit geval, zodanige flexibiliteit mogelijk te maken, dat in een cao of in een arbeidsovereenkomst afwijkende afspraken kunnen worden vastgelegd ten aanzien van looncomponenten die wel en niet vallen onder het loon dat bij opname van die bovenwettelijke uren moet worden doorbetaald. Volgens de werkgever geeft de wet die ruimte en is daar in dit geval ook gebruik van gemaakt, omdat bij cao is bepaald dat over de vrije uren geen onregelmatigheidstoeslag verschuldigd is.
Oordeel kantonrechter en het hof
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer grotendeels toegewezen. Het hof heeft de uitspraken van de kantonrechter bekrachtigd en heeft voor recht verklaard dat de werkgever gehouden is om de Compensatie Onregelmatigheid van de cao over de wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen aan de werknemer te betalen vanaf mei 2012.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de werknemer vandaag, met betrekking tot de vraag of de werkgever ORT verschuldigd is over bovenwettelijke vakantiedagen, in het gelijk gesteld. Volgens de Hoge Raad zijn de in de cao genoemde ‘vrije uren’, ook als deze worden ingezet voor andere doeleinden, als vakantie in de zin van artikel 7:634 BW te kwalificeren, als deze vrije uren op het moment van toekenning bedoeld zijn om de werknemer de gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. De wet maakt daarbij geen onderscheid in uitbetaling van het volledige loon in het soort opgenomen vakantie, aldus de Hoge Raad. Onder het uitbetalen van het volledige loon over de (boven)wettelijke vakantiedagen, valt ook het uitbetalen van de ORT.
Wilt u de uitspraak zelf lezen? Dat kan via deze link.