Tussen de dirigente en het zangkoor (een vereniging) was een overeenkomst gesloten. Daarin was overeengekomen dat de dirigente leiding zou geven aan het koor bij de wekelijkse repetities en bij concerten. Wegens het wegvallen van wederzijds vertrouwen heeft het koor op een gegeven moment de overeenkomst opgezegd, waarna tussen partijen een procedure wordt gevoerd.
In de procedure moet de rechter beoordelen of sprake was van een arbeidsovereenkomst. Met name gaat het daarbij over de vraag of er tussen het koor en de dirigente een gezagsverhouding was, één van de belangrijkste kenmerken van een arbeidsovereenkomst. Volgens de rechtbank was deze verhouding er niet. Het bestuur van het koor stelde weliswaar het activiteitenprogramma en de tijden en data van repetities vast, maar dit had slechts een praktische betekenis. Daarnaast kon het bestuur van het koor wel instructies en aanwijzingen omtrent het repertoire geven, maar de dirigente had uiteindelijk zelf de artistieke leiding en vrijheid. Zij hoefde zich niet te voegen naar aanwijzingen van het bestuur. Van een gezagsverhouding was daarom geen sprake was en dus ook niet van een arbeidsovereenkomst.
Wilt u de uitspraak zelf lezen? Dat kan hier.