De casus in deze zaak was als volgt. Werkneemster werkt naar aanleiding van de corona-uitbraak op instructie van de werkgever sinds 15 maart thuis. Op 11 april laat de werkgever weten dat de werkzaamheden vanaf de daaropvolgende week weer plaatsvinden op kantoor. Werkneemster vraagt in reactie hierop toestemming aan de werkgever om thuis te mogen blijven werken. Werkgever gaat hiermee akkoord, maar stelt daarbij wel de voorwaarde dat werkneemster verplicht is om op werk te verschijnen als dit noodzakelijk is. Op 6 mei kondigt de werkgever onder vermelding van verschillende voorzorgsmaatregelen aan dat alle werknemers de werkzaamheden op kantoor moeten hervatten. Werkneemster kan zich niet vinden in dit beleid omdat het landelijk advies nog steeds luidt dat zoveel mogelijk moet worden thuisgewerkt tot in ieder geval 1 september. De werkgever accepteert de weigerachtige houding van de werkneemster echter niet langer en geeft aan werkneemster te kennen dat zij verplicht is om aan redelijke opdrachten van de werkgever gehoor te geven.
Werkneemster vordert in kort geding wijziging van de arbeidsplaats tot 1 september 2020, in die zin dat zij tot die tijd thuis mag werken. Door werkneemster niet thuis te laten werken handelt werkgever volgens haar in strijd met het goed werkgeverschap, de zorgplicht en de instructiebevoegdheid. Werkneemster houdt zichzelf erg strikt aan de overheidsmaatregelen en merkt op dat haar collega’s op kantoor de social-distancing-regels niet zo serieus nemen. Hierdoor voelt zij zich onveilig. Daarnaast voert werkneemster aan dat zij haar werkzaamheden thuis goed en zeer efficiënt heeft kunnen uitvoeren.
De rechter oordeelt dat werkgever adequate maatregelen heeft genomen om een veilige werkplek te waarborgen. Daarnaast is niet vast komen te staan dat de overige werknemers de maatregelen stelselmatig overtreden. Werkgever heeft daarnaast voldoende aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk is om werkneemster weer op de werkvloer te hebben. Het zeer algemeen geformuleerde overheidsadvies om zoveel mogelijk thuis te werken roept geen ‘recht op thuiswerken’ in het leven voor werkneemster. Het standpunt van werkneemster dat het overheidsadvies ingrijpt op de instructiebevoegdheid van de werkgever, dan wel dat de werkgever dit advies op grond van het goed werkgeverschap moet volgen, houdt geen stand.
Wilt u de uitspraak zelf lezen? Dat kan hier.