In de middag stuurt de werkgever een e-mail aan de werknemer. De werknemer reageert daarop met de mededeling dat een vriendin van hem plotseling is overleden en dat hij van alles hiervoor moet regelen. De rest van de dag laat de werknemer weer niets van zich horen. De werkgever stuurt vervolgens een brief waarin de werknemer op staande voet wordt ontslagen. De reden daarvoor is (o.a.) de ongeoorloofde afwezigheid en dat de werknemer niet adequaat communiceert. Ook geeft de werkgever aan grote twijfels te hebben over hetgeen de werknemer in zijn e-mail heeft geschreven en dat het voor de hand had gelegen dat de werknemer om toestemming van afwezigheid had gevraagd of vrije dagen had opgenomen. De werknemer is het met het ontslag niet eens en verzoekt bij de kantonrechter om het ontslag te vernietigen.
Tijdens de zitting heeft de werknemer de naam van de overleden vriendin gegeven. Na de zitting blijkt dat deze persoon niet is overleden, maar wel een ander persoon uit dezelfde woonplaats. De advocaat van de werkgever verzoekt daarop om toezending van de rouwkaart. Als de rouwkaart niet wordt toegezonden, wordt ervan uitgegaan dat de vriendin niet is overleden. Door de werkgever wordt (weer) een ontslag op staande voet aangezegd (als het eerste gegeven ontslag op staande voet door de kantonrechter wordt vernietigd). De kantonrechter vernietigt vervolgens inderdaad het (eerste) gegeven ontslag op staande voet. Volgens de kantonrechter (die niet op de hoogte was van de correspondentie ná de zitting) was het niet volledig in achtnemen van het protocol rond ziekmeldingen geen dringende reden. Na de ongeoorloofde afwezigheid op de maandag had de werkgever volgens de kantonrechter de werknemer ter verantwoording moeten roepen en hem moeten sommeren om zijn werkzaamheden te hervatten, voordat tot ontslag op staande voet werd overgegaan. De werknemer legt vervolgens beslag onder de werkgever om zijn loonvordering te incasseren. De werkgever gaat tegen het oordeel van de kantonrechter in hoger beroep.
In de periode na de uitspraak van kantonrechter, heeft de werkgever contact opgenomen met de weduwnaar van de persoon die was overleden. In hoger beroep komt vast te staan dat de werknemer geen nauwe betrekkingen had met de overledene. De werknemer heeft geen contact met de familie gehad na het overlijden en hij was ook niet bij de begrafenis aanwezig. Dat hij ‘van alles’ daarvoor moest regelen is dus niet waar. Volgens het hof heeft de werknemer, door het bewust vertellen van onwaarheden bij de kantonrechter, de waarheidsplicht geschonden. Het hof mag dan de gevolgtrekking maken die het geraden acht. Het hof ziet in dit geval aanleiding om in het nadeel van de werknemer te beslissen. Het hof oordeelt alsnog dat de werknemer terecht op staande voet is ontslagen. De werknemer moet het loon dat hij na de datum van het gegeven ontslag op staande voet heeft gekregen terugbetalen (met wettelijke rente) en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
Wilt u de uitspraak zelf lezen? Dat kan hier.