Achtergrond van de zaak
De wederpartij in deze zaak is een afvalverwerkingsbedrijf. Op 30 mei 2017 is een vertegenwoordiger van het bedrijf onaangekondigd bij cliënte langs geweest. Cliënte had deze vertegenwoordiger niet eerder gezien, noch was er een afspraak gemaakt om langs te komen. De vertegenwoordiger vertelde dat hij een zeer gunstig contract kon aanbieden, dat voor de duur van één jaar kon worden aangegaan. De voorwaarden waren gunstig en cliënte besloot de overeenkomst aan te gaan, waarbij cliënte ter plekke moest tekenen. Toen de prijzen een jaar later plots verhoogd werden, wilde cliënte de overeenkomst beëindigen. Haar werd toen door de wederpartij verteld dat dit niet mogelijk was.
Na wat correspondentie over en weer werd cliënte verteld dat zij de overeenkomst voor zeven jaar was aangegaan in plaats van één jaar, en dat de overeenkomst niet tussentijds opzegbaar was. Na het opvragen van de overeenkomst bleek er inderdaad in zeer kleine, niet dikgedrukte letters in te staan dat de overeenkomst voor een periode van vierentachtig maanden werd aangegaan. De overeenkomst was daarbij niet tussentijds opzegbaar. Cliënte was hier niet op bedacht, gelet op de mededeling dat de overeenkomst slechts één jaar zou duren.
Door middel van een buitengerechtelijke verklaring heeft cliënte de overeenkomst op 2 april 2020 vernietigd op grond van dwaling. De wederpartij legde zich niet bij die vernietiging neer en bleef doorgaan met factureren, incasseren en ledigen. Cliënte heeft de automatische afschrijving vanaf augustus 2020 gestorneerd. Eind oktober 2020 is de wederpartij pas gestopt met ledigen.
Op 3 augustus 2022 ontving cliënte plots een dagvaarding van de wederpartij. De wederpartij vorderde onder andere betaling van de onbetaald gelaten facturen tot en met januari 2022, waarschijnlijk om onder de kantongrens te blijven.
De kantonrechter en het gerechtshof hebben de vordering tot terugbetaling afgewezen.
Mededelingsplicht en dwaling
Volgens artikel 6:228 lid 1 sub b BW kan dwaling een grond zijn voor vernietiging van een overeenkomst indien de wederpartij haar mededelingsplicht heeft geschonden. Dit betekent dat een partij verplicht is om relevante informatie te verstrekken die van invloed is op de besluitvorming van de wederpartij. In deze zaak oordeelde het hof dat de wederpartij deze plicht had geschonden, omdat essentiële voorwaarden, zoals de looptijd van 84 maanden, het ontbreken van een tussentijdse opzegmogelijkheid, en de mogelijkheid tot tussentijdse prijsverhogingen, niet voldoende duidelijk waren gecommuniceerd. Hoewel de wederpartij stelde dat deze voorwaarden in de kleine lettertjes van de overeenkomst stonden, oordeelde het hof dat dit onvoldoende was. Aangezien de overeenkomst onverwachts werd aangeboden tijdens een onaangekondigd bezoek, had de wederpartij de verplichting om cliënte beter te informeren. Het hof wees tevens het verweer van de wederpartij af dat cliënte haar onderzoeksplicht had geschonden, omdat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht.
Betekenis voor de praktijk
Deze uitspraak bevestigt het belang van een juiste en volledige mededelingsplicht bij het aangaan van overeenkomsten. Indien een partij essentiële informatie achterhoudt, kan dit leiden tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling. Zelfs als alle informatie is opgenomen in de overeenkomst. Voor meer informatie over deze uitspraak kunt u de volledige uitspraak nalezen via ECLI:NL:GHA.RL:2024:6029
Heeft u vragen over uw rechten bij het aangaan van een overeenkomst of twijfels over de informatie die u heeft ontvangen bij een contractonderhandeling? Neem contact met ons op voor deskundig juridisch advies. Wij staan u graag bij om uw belangen te behartigen!