De voorgeschiedenis
In een arbeidsrechtelijk geschil tussen werkneemster en werkgever hebben partijen tijdens een zitting op 6 november 2019 afspraken gemaakt die zij in het proces-verbaal van die zitting hebben vastgelegd. Eén van die afspraken was dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden werd beëindigd met ingang van 1 maart 2020. Vooral artikel 13 van die overeenkomst was voor de volgende procedure tussen partijen van belang. Hierin staat:
“Alle bedrijfseigendommen in de ruimste zin van het woord die bij werkneemster in bezit zijn, moeten binnen 14 dagen na heden zijn ingeleverd bij werkgever”
Een maand voor die zitting, op het moment dat werkneemster werd uitgesloten van haar werkzaamheden, had werkneemster een back-up gemaakt van de mailbox van werkgever, met daarin e-mails en documenten als bijlagen. Werkneemster zoekt in de back-up naar e-mails (of bijgevoegde documenten) die zij kan inbrengen ter onderbouwing van haar stellingen en verweren in diverse procedures die tussen partijen zijn en nog worden gevoerd.
Partijen twisten in het kort geding dat volgt met name over de vraag of de back-up kan worden gekwalificeerd als bedrijfseigendom in de zin van artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst en of er desondanks een rechtvaardiging bestaat voor het behoud van die back-up door werkneemster.
De voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 15 mei 2023 een deel van de vorderingen van werkgever toegewezen en heeft werkneemster veroordeeld om binnen 14 dagen alle bedrijfseigendommen, waaronder de e-mails van en naar het e-mailadres van werkgever, aan werkgever over te dragen, zonder daarbij kopieën of andersoortige verveelvoudigingen te behouden, met uitzondering van de gegevens die inmiddels onderdeel zijn van procesdossiers in procedures waarin werkneemster partij is. Daarnaast dient werkneemster een volledig overzicht aan werkgever te verstrekken van (rechts)personen of partijen aan wie zij na 6 november 2019 bedrijfseigendommen (waaronder e-mails) heeft verstrekt, om welke bedrijfseigendommen dat gaat en wanneer die verstrekking plaatsvond.
Het oordeel van het hof in turbo spoedappel
Werkneemster is van mening dat het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces, waaronder het beginsel van equality of arms, rechtvaardigt dat zij de back-up behoudt. Met de back-up zou zij zich in de toekomst kunnen verdedigen wanneer de werkgever in een procedure tegen werkneemster een verkeerde voorstelling van zaken geeft. Als onbetwist staat vast dat werkneemster met een beroep op de overgelegde stukken meermaals de rechtbank of het hof heeft kunnen overtuigen van het gelijk van enige stelling.
Het hof volgt werkneemster in haar standpunt dat zij, gezien de nog verwachte procedures en het feit dat zij eerdere claims van werkgever deels heeft weten af te wenden door overlegging van e-mails en bijlagen uit de mailbox, een gerechtvaardigd belang heeft om zich te kunnen blijven verweren tegen claims met behulp van informatie die in de mailbox staat. Dat vloeit inderdaad voort uit het beginsel van equality of arms.
Het hof maakt een afweging van alle belangen en oordeelt dat vordering 1 van werkgever voor een kleiner deel wordt toegewezen, in die dat de externe harde schijf waarop werkneemster een back-up heeft gemaakt van de mailbox van werkgever, zal worden overgedragen aan een door partijen aangewezen advocaat die het beheer van de harde schijf en de (beoordeling ten aanzien van de) verstrekking van daarop staande gegevens aan werkneemster op zich neemt. Werkneemster zal gelijktijdig een kopie van de harde schijf aan werkgever moeten verschaffen en mag zelf geen kopie behouden. Zij zal daarbij een dwangsom van € 5.000,-- verschuldigd raken indien zij zich hier niet aan houdt. Wat verder door de voorzieningenrechter werd toegewezen, zoals de verstrekking van de overzichten, wordt afgewezen.
Het hof benadrukt dat in dit kort geding geen mogelijkheid bestaat voor bewijslevering en daarom alle gegeven oordelen voorlopige oordelen zijn.
Benieuwd naar de hele uitspraak? Die is hier te lezen.