Uitspraak van de week: de verhoudingen tussen bewindvoerder en schuldenaar bij surseance van betaling

Begin deze maand heeft de rechtbank te Leeuwarden een interessante uitspraak gedaan in de surseance van een taxibedrijf. De rechtbank verving namelijk de door haar benoemde bewindvoerder. Redengevend was de ‘dermate slechte dynamiek tussen de bewindvoerder en schuldenaar dat er geen basis is waarop een succesvolle surseance gegrond kan worden’. 

De verhouding tussen de bewindvoerder en de schuldenaar is niet in de wet uitgewerkt. Bij surseance komt de bewindvoerder erbij omdat de schuldenaar voorziet dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal kunnen voortgaan. 

De bewindvoerder voert vervolgens met de schuldenaar het beheer over zijn zaken. Je moet het dus samen doen. Tegelijkertijd geldt dat gedurende de surseance de schuldenaar onbevoegd is enige daad van beheer of beschikking betreffende de boedel te verrichten zonder de bewindvoerder. 

De hoofdvraag voor de bewindvoerder is of de onderneming van de schuldenaar kan blijven draaien? Ook in deze surseance was de bewindvoerder bezig met het beantwoorden van deze vraag. Daarom moest kortgezegd het (achterstallig) loon kunnen worden betaald, de verzekeringen dekking geven en de exploitatie renderen. Daarnaast zag de bewindvoerder knelpunten in het voldoen van de lopende verplichtingen en de sturing binnen de onderneming.

De gedachte was ontstaan dat de houdstermaatschappij de (achterstallige) lonen zou betalen. Uiteindelijk betaalde de schuldenaar zelf de lonen, zonder toestemming van de bewindvoerder. Na de betaling zonder toestemming heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend tot beëindiging van de surseance en het uitspreken van het faillissement. De samenwerking tussen de bewindvoerder en de schuldenaar verliep overigens verder ook allerminst soepel.

De rechtbank oordeelde vervolgens dat het gevolg van dit alles is dat de surseance eigenlijk niet van de grond is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank was de situatie op dat moment dan ook niet zodanig anders dan op het moment waarop de surseance werd verleend, in die zin dat het nu in het belang van de schuldeisers is dat de surseance wordt ingetrokken. Het verzoek kon dan ook op deze grond niet worden toegewezen.

De rechtbank gaf vervolgens aan dat op basis van hetgeen naar voren is gebracht, er geen vertrouwen was dat een vruchtbare samenwerking tussen de bewindvoerder en het taxibedrijf alsnog tot stand zal komen, dit ook omdat ter zitting bleek dat de bewindvoerder niet bereid was om alsnog met het taxibedrijf om tafel te gaan om de boel vlot te trekken. 

Om het taxibedrijf de mogelijkheid te geven om de surseance alsnog voldragen te proberen, heeft de rechtbank een nieuwe bewindvoerder aangesteld die er weer fris naar kan kijken. 

Lees de uitspraak hier!

Auteur

mr. F.C. (Fabian) Verduijn

Gepubliceerd op

21-08-2024

Rechtsgebieden

Insolventierecht