Uitspraak van de week: een schoonheidssalon als 290-bedrijfsruimte of 230a-bedrijfsruimte?

Huurder huurt van verhuurder een ruimte waarin zij een schoonheidssalon uitoefent, diensten verleent als schoonheidsspecialiste en van waaruit zij huidproducten verkoopt. Verhuurder heeft inmiddels de huurovereenkomst opgezegd, omdat hij de ruimte zelf wil gebruiken. Tussen partijen staat ter discussie welk wettelijk regime op de huurovereenkomst van toepassing is. Het regime van de 290-bedrijfsruimte biedt in dit geval meer bescherming aan de huurder.

Om te bepalen welk regime op de huurovereenkomst van toepassing is, is van belang hetgeen partijen ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst, mede gelet op de aard en de inrichting van het gehuurde, voor ogen stond en op welke wijze zij hieraan uitvoering hebben gegeven. De kantonrechter overweegt dat een aanwzijging is dat in de aanhef van de huurovereenkomst staat dat het gaat om 230a-kantoorruimte. Nu in de jurisprudentie voorkomt dat schoonheidsspecialisten zowel als ambachtelijk als niet-ambachtelijk worden aangemerkt, wordt het volgens de kantonrechter relevanter om te kijken naar het doel van de wettelijke regeling en het belang van de huurder dat de wetgever met de wettelijke regeling heeft willen beschermen. Daarbij gaat het om het belang van plaatsgebondenheid.

De kantonrechter gaat ervan uit dat de aard van de behandelingen met zich brengt dat klanten zich bij hun keuze voor een schoonheidsspecialiste vooral laten leiden door haar kennis en ervaring, haar wijze van werken en de uitstraling op internet en niet of slechts in mindere mate door de ligging van het pand. De kantonrechter weegt daarbij in dit geval mee dat vanaf de openbare weg niet goed zichtbaar is dat er een schoonheidssalon in het pand is gevestigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat huurder als schoonheidsspecialiste geen plaatsgebonden praktijk uitoefent. De kantonrechter ziet vanuit dat oogpunt geen reden om haar bedrijf als een ambachtelijk bedrijf aan te merken als bedoeld in artikel 7:290 BW.

Dat betekent dat de huurder een beperktere huurbescherming geniet. Wél geniet de huurder van 230a-bedrijfsruimte ontruimingsbescherming. Deze ontruimingsbescherming houdt in dat de huurder gedurende twee maanden na de datum waartegen de verhuurder de ontruiming heeft aangezegd, niet tot ontruiming kan worden gedwongen. Ook kan de huurder binnen die periode van twee maanden de rechter vragen de termijn waarvoor de ontruimingsbescherming geldt, te verlengen. Dat heeft de huurder in deze kwestie gedaan; de belangenafweging valt uit in het voordeel van de huurder en de kantonrechter verlengt de ontruimingstermijn alsnog met een jaar.

Benieuwd naar de hele uitspraak? Die is hier te lezen.

huurrecht website.jpg

Auteur

mr. Esmee (E.N.) de Jonge

Gepubliceerd op

17-07-2023

Rechtsgebieden

Huurrecht