Om krakers uit een pand te krijgen kan een strafrechtelijke route of een civielrechtelijke route gevolgd worden. Bij de strafrechtelijke route is het Openbaar Ministerie ‘’in charge’’. Bij de civielrechtelijke route ligt de leiding bij de eigenaar van het gekraakte pand: de eigenaar kan bij de rechter (in kort geding) ontruiming vorderen. Een dergelijke vordering was aan de orde in de uitspraak van deze week.
De eigenaar van een gekraakt pand besloot naar de rechter te stappen nadat de krakers geen gehoor gaven aan een sommatie om het pand te ontruimen en ontruimd te houden.
Belangenafweging
In deze zaak stond vast dat de krakers het pand zonder toestemming van de eigenaar en zonder recht of titel in gebruik hadden genomen. In dat geval geldt als uitgangspunt dat krakers onrechtmatig handelen jegens een eigenaar.
Van belang is dat krakers huisrecht hebben, zoals gewaarborgd in artikel 8 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Om te beoordelen of een vordering tot ontruiming kan worden toegewezen, dient er een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van de krakers en het belang van de eigenaar van het gekraakte pand. Het kan voorkomen dat er een zodanige onevenredigheid bestaat tussen het belang van de eigenaar bij de opeising van zijn eigendom en het belang van de krakers bij de uitoefening van hun huisrecht, dat de eigenaar zijn bevoegdheid tot opeising naar redelijkheid niet kan uitoefenen.
Bij de belangenafweging komt het er geregeld op neer of bij toewijzing van de vordering tot ontruiming sprake zal zijn van ongerechtvaardigde leegstand van het pand; ongerechtvaardigde leegstand moet voorkomen worden. De eigenaar zal daarom moeten onderbouwen dat hij concrete plannen heeft met het pand en dat die plannen binnen afzienbare termijn uitvoerbaar zijn.
Oordeel van de rechter
In deze kwestie was de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de eigenaar prevaleerde; de eigenaar kon aantonen dat hij voldoende concrete plannen had met het pand, die binnen een korte termijn uitvoerbaar waren. Zo beschikte de eigenaar over een – onherroepelijke – omgevingsvergunning voor het verbouwen van het pand, was de financiering voor de verbouwing rond en stonden de aannemers klaar om met de werkzaamheden te beginnen. Weliswaar had er nog geen asbestinventarisatie plaatsgevonden, maar één van de krakers had ter zitting aangegeven dat hij zijn medewerking wilde verlenen aan het maken van bezoekafspraken met de eigenaar. Bovendien had de omgevingsvergunning als voorschrift dat de eigenaar asbest(houdende) materialen mocht verwijderen als hij daarvoor toestemming had gekregen. Voor zover asbestinventarisatie noodzakelijk was, was het niet aannemelijk dat deze zou leiden tot ongerechtvaardigde leegstand.
De slotsom is dat het belang van de krakers bij voortgezet gebruik van het pand diende te wijken voor het belang van de eigenaar om vrij te kunnen beschikken over zijn eigendom. De vordering tot ontruiming van het pand werd dan ook toegewezen, waarbij de ontruimingstermijn op twee weken werd bepaald.
Wilt u de uitspraak zelf lezen? Klik dan hier.